Traject tussendoor (A)typische dan wel ideale fietsdagen

12 oktober 2021 - Alcácer do Sal, Portugal

dag 1: Talavera de la Reina naar Mohedas de la Jara

Op 1 oktober en zijn we aanbeland in Madrilejo. Vertrokken in Guadelupe, waar een zwarte maagd huist. Daarover later meer. Hierna door in de richting Merida. Daarna is de Portugese grens nog een kleine 100 kilometer. Met andere woorden: wat begon als een gek idee (oppe fiets naar Lissabon) wordt steeds realistischer.

Tijd om even de tijd te nemen en een paar typische fietsdagen in detail te beschrijven. Ik kies daarvoor de twee dagen voor we in Guadelupe arriveerden. En laten die twee dagen nou net niet erg typisch zijn. Hoezo dan toch die kiezen? Nou a omdat wie schrijft die blijft. Oftewel baas boven baas. Mag ik lekker zelf weten. Maar b ook omdat het zulke heerlijke fietsdagen waren. Dus misschien moet ik zeggen dat ik geen typische fietsdagen beschrijf, maar ideale fietsdagen.

Het gaat om de etappes van Talavera de la Reina naar Mohedas de la Jara (27 september) en vandaar verder naar Guadelupe (28 september). Guadelupe zelf heeft wel een zwarte Madonna, maar geen achternaam. Dat is dus lekker makkelijk onthouden.

De paar dagen daarvoor, eigenlijk sinds we uit Segovia vertrokken, is het weer flink aan het verbeteren (a-typisch). Het is overdag lekker om in onze t-shirts rond te fietsen. In de dagen voor Talavera was het ‘s avonds nog wel koud. Zelfs zo dat we ’s nachts in het hotel er een extra deken over heen gooien. Dat verandert dus, we moeten zelfs af en toe zonnebrandcreme smeren op kwetsbare onderdelen. Een enkele keer is het zo warm (en vooral compleet uitgestorven op wegen en paden) dat het t- shirt uitgaat en ik in mijn blote bast rondtoer.

Talavera is overigens een wat grotere stad. Hier en daar en daar een bezienswaardigheid. Een oude stadsmuur, dito basiliek, een mooi pleintje voor de basiliek met het handelsmerk van de stad: gekleurde tegels (azuleos). Die bezienswaardigheden mogen echter geen naam hebben, althans dat beweert onze reisgids. Naar wij begrijpen met uitzondering van de brug die de Romeinen hier al over de Taag legden. Ik beken dat we deze brug, zowel bij binnenkomst in Talavera als bij ons vertrek ’s anderendaags misten. Alweer een brug die we niet zagen. De laatste was in…. Wie weet het nog? Wij niet meer. Het was ergens in Frankrijk in net zo’n stadje met een paar bezienswaardigheden die verder geen naam mochten hebben. Maar de naam…?

Dit is zo’n typisch punt dat ik wil vermelden. Als je zo aan het fietsen bent loopt alles in elkaar over. Je fietst hard om in -pak hem beet- Cañamero te komen (ik noem zo maar een voorbeeld van de laatste dagen). Je doet je best om die laatste meters omhoog te slechten en hoopt dat om de volgende bocht Cañamero ligt. En dat is na 4, 5 of 9 bochten ook wel zo. Nog niet meegemaakt dat het dorpje niet verscheen. En er is geen dorp, geen stad dat je niet moet veroveren (typisch). Of zoals Anneke zegt: een stadje krijg je nooit cadeau. Je komt dan aan in die stad, dat dorp, kiest voor het eerste terras het beste. Want misschien is Cañamero wel erg klein en is dit de enige bar. En dat is dan weer niet eerlijk. Want in dat geval moet je terug en dat wil je niet. Dus dat eerste terras neem je. 

Je stopt voor een koffie, je krijgt er koude patat en albondigas (soort gehaktballen in lauwe tomatensalsa) bij. Je verorbert alles, betaalt, stapt op de fiets en rijdt het dorp weer uit op weg naar een volgend dorp. Als je na 3 kilometer vraagt waar we nou net koffie hebben gedronken, weten we het allebei niet meer. Zo’n dorpje is goed voor koffie of cola en een broodje kaas. Een leuke kerktoren, met ooievaarsnest, een pleintje. En soms krijg je er een stoofpotje als tapa bij. Dan onthouden we dat dorp even wat langer. Soms niet zozeer vanwege dat stoofpotje, maar vooral omdat we die dan moeten eten met van die kleine, gekleurde plastic vorkjes. Van die vorkjes waar je bij ons een patatje mee eet.

Terug naar Talavera en de brug die we niet zagen: ook hier zien de foto’s er prachtig uit. In Talavera hebben we een appartement pal aan het drukke uitgaansplein. Het is maandag dus de drukte valt mee en het deert niet zo. We zitten op de begane grond -en kunnen vanuit het raam koffie of een biertje bestellen- maar gelukkig hebben we een separate slaapkamer aan de achterkant van het gebouw. Dus geen last van de uitgaansdrukte en prima geslapen.

We hebben een heuse eetkamertafel, waardoor we ’s avonds een potje Splendor kunnen spelen. Dat is lang geleden. We houden erg van Splendor. Dat slepen we al 2.000 kilometer met ons mee. We krijgen echter niet veel kans om het te spelen. Het is een spel dat heel lastig te spelen is op een wiebelend hotelbed. Maar voordat we kunnen spelen, eerst het avondritueel (typisch): hoe ziet onze tocht er morgen uit? Waar zullen we slapen? Waarbij het probleem is dat we dun bevolkt gebied in gaan. We zullen langs één van de mooiere stukken van onze route gaan: de Via Verde de la Jara. Een oude spoorlijn, omgebouwd tot fietspad. We gaan de bergen van de Extremadura tegemoet. En dat mooie stuk gaat dus door vrijwel ontvolkt gebied en over het oude spoortracé. Dat tracé doet wel oude stations aan met een plaatsnaam. Maar de plaats zelf kan dan best nog 10 kilometer verder bergop liggen. Geen uitnodiging om van de route af te wijken en een colaatje te gaan drinken op het dorpsplein.

‘S ochtends na het opstaan zijn we gauw klaar met pakken. Mijn fiets staat in een hoek van het appartement. Fyts achter de bank.  We hebben niet eens de moeite genomen de tassen ervan af te halen. Staat wel zo opgeruimd. Dat geeft tijd om eerst een koffie en ontbijt op het terras aan de overkant te pakken. En daarna gezwind op weg. Ik neem jullie mee naar Calera y Cholea. We beginnen langs een lange, drukke rechte weg. Eerst Talavera uit dan 12 kilometer langs die weg. Het verbaast ons steeds weer dat 9 van de 10 van dit soort wegen prima fietsbaar zijn. Breed, soms wel 4 baans, goed wegdek, vaak uitgesproken rustig en stil, weinig verkeer en als er verkeer is meestal erg voorkomend. Soms vraag je je af waarom ze zo’n brede goede weg aanleggen voor -wat ons voorkomt- 2 fietsers per ochtend. Onwaarschijnlijk dat ze hier de noodzaak goed onderzocht hebben. Dit soort wegen leiden vaak door saai gebied. Van de ene stad naar de andere, langs industrieterreinen en landbouwgebied. Rechttoe rechtaan. 

Het bijzondere en typische in Calera: een broodje kaas (Bocadillo con Queso). In dit geval oude Manchego. Pittig, maar wel erg lekker. En zowaar een ooievaar op de kerktoren (a-typisch). We zien namelijk al weken overal nesten. Op elke kerktoren, hoogspanningsmast, lantaarnpaal, schoorsteen, kale boom. Maar de ooievaars zijn tot nu toe gevlogen (typisch tot vandaag, vanaf nu zullen we ze regelmatiger zien). Na Calera begint het dan: de Via Verde de la Jara. Meer dan 50 kilometer lang. Ergens aan het eind moeten we zo’n 10 kilometer van het pad af richting ons hotel van vanavond in Mohedas de la Jara. De enige slaapgelegenheid tussen het begin van het fietspad en Guadelupe. Maar Guadelupe ligt dan nog zo’n 40 kilometer achter het eindpunt van het fietspad. Waarbij er nog stevig geklommen moet worden. Geen optie dus om in 1 dag te doen. Niet voor ons. 

Wel voor de Spanjaard uit Bilbao die ons al na een kilometer of vijf inhaalt en even bij ons stilstaat om een praatje te maken. Hij vindt het reuze stoer dat wij vanuit ‘Ollando’ op onze fietsen hier zijn geraakt. Hij fietst in een paar dagen tijd van Bilbao naar Malaga. Maar ja hij heeft een soort van zelfgebouwde speedelec met een motorvermogen van 6000 watt. En een hele batterij accu’s achterop om dat langere tijd mogelijk te maken. Racebanden en velgen van bijna 15 centimeter.  Heuse schokbrekers en voldoende power om zelfs een kleine koelkast aan te sluiten. Daar bewaart hij red bull in. Je zult maar energie te kort komen. Het geval doet me nog het meest denken aan zo’n ouderwetse derny bij het baanwielrennen, onderdeel gangmaken (zo heette dat toch?). Kortom hij scheurt over ’s herenwegen. Zelfs als die weg over een oude spoorbaan dwars door de natuur loopt.

We maken een gezellig praatje over onze reis en over de zijne. Hij is op weg naar zijn dochter in Malaga die zwanger is. Heuglijke aanleiding dus. Na een minuut of tien nemen we afscheid. Wij maken ons op om op Fiets en Fyts verder te gaan. Hij zet zijn racehelm en stofbril  op, roept ‘Yoho Silver’ of zo iets, geeft een zetje aan een trapper en stuift er vandoor. Grind en stof spat op, onder zijn banden vandaan. 

Anneke en ik schudden dat stof uit ogen en haren en fietsen lekker verder. Het pad is ok. Geasfalteerd, dus geen gravel. Heus asfalt. Een beetje vals plat naar boven. Natuurlijk, we gaan naar hoger gebied. Na een kilometer of 5 hoor ik van achteren het geluid van snelle banden over het wegdek. Een motor of zo nadert. Maar zonder motorgebrom. Dat is vreemd, zo twee keer op een dag. We maken plaats omdat iemand wil passeren. Het blijkt andermaal de gangmaker te zijn. Op de enige plek waar hij van het pad af kon wijken, heeft hij dat gedaan. En maar blijven doortrappen, totdat hij niet verder kon. Uiteindelijk toch maar omgekeerd en weer terug naar de via verde. Snelheid zit niet alleen in motorvermogen.

Onze tocht kabbelt lekker voort. Het treintracé trakteert ons soms op spectaculair uitzichten, een brug op hoge pijlers voert ons hoog over de Taag. In de verte zien we hoe het tracé verder slingert langs de bergwand, om te verdwijnen in een tunnel. Het landschap is soms kilometers aan het zicht onttrokken doordat het tracé tussen hoge spoordijken loopt. Af en toe een tunneltje. En zelfs een stevige tunnel. 1,5 kilometer lang. Koud en donker en vochtig. Je raakt gedesoriënteerd in zo’n tunnelpijp. Dus stappen we af en lopen. Fiets en Fyts aan de hand. En natuurlijk stap je dan in een diepe plas met ijskoud water. Althans Anneke, en die had alleen sandalen aan, waardoor en het des te erger aankomt.

We komen om elke bocht een nieuwe verrassing tegen. Mooie bloemen, vlinders, vergezichten, rotsen, roofvogels hoog in de lucht. We komen in de Extramadura. Land van arenden, adelaars en gieren. Om de 10-12- 14 kilometer kom je langs een oud stationsgebouw. Allemaal hopeloos vervallen. Erg lelijke graffiti er op en hekken er om heen vanwege instortingsgevaar: dat ontsiert. Je vraagt je wel af wie de moeite neemt om, zo ver van alles vandaan, de moeite neemt om een instortend stationsgebouw met lelijke graffiti te ontsieren.  Deze stationnetjes hebben wel allemaal een paar picknickbanken ten behoeve van de fietsers die langs komen. Maar helaas storten die van mottigheid in elkaar als je ze benadert. De afrasteringen rond die terreintjes idem dito. Het enige wat werkt zijn de waterkranen. In dit mooie, maar lege land zullen er geen toeristen zijn die van dorst omkomen. Uit die kranen komt heerlijk koel water. En anders dan in de rest van Spanje zonder de bijsmaak van chloorachtige toevoegingen.

De faciliteiten bij de stations zijn een symptoom van een breder probleem. Zowel bij deze ‘via verde’ als bij andere waar we fietsten. Als je goed kijkt zie je het verval overal doorheen piepen. Van de Via Verde de la Jara is het wegdek voor 95% goed. Bij andere Via Verdes is nog maar de helft van het wegdek echt fietsbaar te noemen. Maar ook in het geval van de la Jara zijn er lange stukken met diepe kuilen. Daar waar het tracé tussen dijken doorloopt of onder tunnels, lijkt niemand de gevallen stenen aan de kant te schuiven. Bramen en ander struikgewas overwoekeren het pad. De vraag is hoe lang hier nog onbekommerd gefietst kan worden.

Het probleem is vaak dat dit soort paden en projecten op enig moment worden aangelegd op initiatief van een politicus, een overheid, een actiegroep, wat dan ook. Vaak met inzet van regionale, nationale en Europese gelden. De voorwaarde voor die middelen is dat het onderhoud de komende periode (10, 15, 20 jaar) door de plaatselijke autoriteiten wordt gedaan. Na die periode echter…..: andere politici met nieuwe plannen en ideeën; het toerisme dat gestimuleerd had moeten worden, viel toch tegen; de kosten van onderhoud idem. Hoe het ook zij, de vraag is of er over 5, 10 ,15 jaar nog een fietsbare via verde zal zijn?

Ondanks deze bedenkingen fietsen we nu heerlijk en genieten. Totdat we bij Campillo de la Jara komen. Daar moeten we van het pad af, om van daaruit nog 9,5 kilometer naar Mohedas de la Jara te fietsen. Het dorp waar we vannacht gaan slapen. En zoals ik al zei het enige dorp met een hotel of hostel of casa rural of iets dergelijks in de wijde omgeving. Althans volgens Booking.com. We hebben afgeleerd (typisch) om nog overnachtings-mogelijkheden buiten Booking.com om te zoeken. Alle gelegenheden staan er op, of niet. Maar in dat laatste geval zijn ze niet te bereiken, spreken geen woord anders dan Spaans als je belt, zijn al volgeboekt als je mailt, het reserveringssysteem werkt niet of andere ellende. Dus vannacht wordt het Mohedas via Booking.

We verlaten het spoortracé in de verwachting dat we snel in Campillo zullen zijn en dan door naar Mohedas. Echter: Het ex- station van Campillo ligt heel veel lager dan Campillo zelf. Dus eerst moeten we 4 kilometer lang aan de bak om daar te komen. Langs een goede, maar verlaten weg die in beide gevallen links van ons vandaan slingert. Het vertekent nogal zo in de bergen. De ene weg zien we verderop op de berg naar boven gaan. Maar welke van de twee armen is dat? De andere gaat naar boven, maar kan zo maar om de bocht heen naar beneden gaan. Gelukkig komt er een oude man in een bijna net zo oude Renault 4 aan geknetterd. Beetje vreemd: de Renault is beschilderd met koeienvlekken. We houden hem aan, wat hij met zichtbaar ongenoegen toelaat. Hij heeft geen keus. Er staat een niet onvrede  Hollandse fietser midden op de weg te zwaaien. daar is men hier niet zo aan gewend. Dus stopt hij. Hij wijst ons het wegdek dat we moeten nemen naar Campillo. Dan blijkt waarom hij verongenoegd is. Zijn Renault is berg op nauwelijks meer op gang te brengen. Toen hij aan kwam rijden had hij net genoeg vaart om thuis te komen. Nu is het echter een ander dingetje. Hij laat het oude bakkie in zijn achteruit naar een vlakker stukje terugglijden, zet hem dan in zijn 1 en met een knal en zwarte rook knettert het ding langs ons heen, bergop.

In Campillo is er een bar open voor een cola. Hoe ik ook mijn best doe, daarmee is Campillo beschreven. Dan beginnen die 9 laatste kilometers naar Mohedas. Volgens Google Maps zijn die nagenoeg vlak. Typisch. Weer zo’n onmisbaar digitaal hulpmiddel, als je ergens naar toe wil. Maar volstrekt onbetrouwbaar als je op een fiets met bagage zit. Maar ook hier geen alternatief. Met een fiets is ‘nagenoeg vlak’ niet hetzelfde als plat. Zeker niet als je al 65 kilometer op de via verde achter de rug hebt. Na het nodige geploeter door dat  prachtige land bereiken  we Mohedas en onze Casa Rural. Prima dorp, ook nu niet cadeau, want berg op naar het dorpsplein. Er blijkt 1 kroeg open. Een beetje onooglijk en de uitbaatster lijkt er van te schrikken dat we iets willen drinken. Ze is echter enorm vriendelijk en zet ons twee heerlijke koele biertjes voor. Dat is het laatste dat we van het dorp zien. De restaurants in het dorp zijn gesloten en we hebben een maaltijd bij ons onderkomen besteld. Verder verblijven we binnen de muren van onze casa rural. We bellen aan en worden door Ana mee genomen naar de binnenplaats en naar boven. We krijgen 1 van de twee kamers die ze heeft. Die van ons heeft het grootste bed dat we tot nu toe zagen. Of eigenlijk 2 bedden van elk 1 meter 30 of zo. Tegen elkaar geschoven en een heel breed laken er overheen. Het drankje en voorafje in de ommuurde tuin in de laatste zon smaakt heerlijk. Het eten is basic, maar goed. Na afloop kunnen we een spelletje splendor in de eetzaal spelen. Het begint zo waar typisch te worden. Dan ons avondritueel: de dag van morgen. We gaan naar Guadelupe waar we twee dagen zullen blijven. 

Dag 2 Mohedas de la Jara- Guadelupe

Ook het ontbijt bij Ana is prima. We gaan gesterkt aan de slag. Eerst een kilometer of 10 terug naar de route, naar Puerto de San Vincente. We weten dat dit klimmen is, fiks klimmen langs een hoofdweg. Van dat laatste hebben we echter geen enkele last. Hier geldt weer dat je soms niet begrijpt dat men zulke brede, goede wegen heeft aangelegd voor het weinig verkeer dat er is. Goed is natuurlijk 1 ding, maar zo breed en gericht op drukke ochtend-en avondspitsen? Natuurlijk klagen we niet. Het fietst heerlijk. Als er al eens een auto komt heeft die werkelijk alle gelegenheid om ons ruim te passeren. Voelt wel zo prettig. Deze weg zullen we vandaag blijven volgen tot in Guadelupe aan toe de Ex(tramadura) 102. 

Puerto  de San Vincente is zo’n typisch dorp op het Spaanse platteland. Boven op een berg. En zo vroeg op de ochtend is de enige bar die het dorp rijk is hermetisch gesloten, dus even uitrusten op een bankje langs de weg en verder. Op weg naar Alia, 20 kilometer voornamelijk bergaf. Op weg naar koffie en hopelijk een broodje kaas of ander voedsel. En dat bergaf is wonderlijk mooi. Het zoeft de 1e 10 kilometer heerlijk naar beneden. Van bocht naar bocht. Telkens een nieuw uitzicht. In de verte zien we bergen en dalen. Gieren en/ of andere roofvogels cirkelen boven de toppen. Op een gegeven moment weer gedaan. Dan is het weer ouderwets: elke meter bergafwaarts moet eerst verdiend worden door een stijgpartij. Maar nogmaals het prachtige landschap maakt veel goed. 

Na zo’n 20 kilometer komen we in Alia. Op zich weer een typisch dorp aan een doorgaande weg. Met twee kroegen open en twee of drie gesloten. Wij kiezen de kroeg waar ze geen kaas (jammer en typisch) hebben en dus doen we het met een broodje ham. Het atypische aan Alia is dat ik hier een online meeting heb in verband met een mogelijke opdracht voor als we weer in Nederland zijn. We zoeken het kleine dorpsplein op. Gaan naast de kerk, in de schaduw van een paar palmen zitten en wachten op verbinding. Ik diep uit mijn tas een jasje en een dasje op en ben er klaar voor. De verbinding komt tot stand. Gewoon op de 4g. Typisch is dat mijn verbinding vanuit Spaans niemandsland perfect voor elkaar is. Mijn gesprekspartners zitten in Arnhem op een goed geoutilleerd kantoor en krijgen het pas na enkele pogingen voor elkaar beeld en geluid synchroon te laten lopen. En niet anders dan door met z’n tweeën voor één laptop te gaan zitten. Dit is geen stripverhaal, maar ik wil toch zeggen: gna, gna, gna…

Wat ook atypisch is, is dat terwijl ik zat te teleconfereren Anneke’s band leeg loopt. Onze eerste lekke band en we zijn Spanje al zo wat door. Hij is in ‘no time’ gerepareerd. Een klein doorntje blijkt de boosdoener. Nog atypischer is dat een paar kilometer verder opnieuw een spaak van mijn fiets het begeeft. Het universum is het even niet met ons? Of de wraak van de Maagd op haar Pilaar? Hoe dan ook, na het oponthoud in Alia, door naar Guadelupe. Nog 14 kilometer. Waarvan eerst 3 kilometer omhoog en dan nog een slotklim naar Guadelupe van 2,5 kilometer. En een heftige slotklim wordt het. Van de voet van het viaduct helemaal naar de stad en het klooster toe. Het is inmiddels warm en dat tikt extra aan. Na een 10-12 slingers, krijgen we dan eindelijk zicht op het ‘Monestario de Nuestra Señora de Gualdelupe’. Het klooster van de zwarte Madonna. Een pracht gezicht, dat klooster. Hoog op de berg zetelt het op en tussen de huizen en huisjes, die zich er om heen nestelen.

Na nog een half uur klimmen zijn we ter hoogte van ons hostal . We maken de fout Google Maps te volgen. Die volgt altijd de kortste route. In hemelsbrede zin heeft Google gelijk. Maar  in inzet van energie en calorische waarde vaak niet. Deze keus betekent eerst heel steil naar beneden. Zo steil dat zelfs ik me afvraag of het slim is dat fietsend te doen. Duik zowat met mijn neus over het stuur heen. En vervolgens moeten we dat zelfde stuk weer omhoog. We hebben geen keus,. We lopen dat stuk, natuurlijk. Waarbij we het laatste stuk met zijn tweetjes fyts na fiets naar boven duwen. Achteraf had ik deze koe liever vooraf in de … gekeken. Van de plek waar we stonden liep een licht stijgende en weer dalende weg. In een wijde boog om het monestario heen, over het centrale plein en tot op de stoep van het hostal. Gna, gna, gna…

We parkeren de fietsen voor het hostal. Het is wat krap in een heel smal straatje, maar het moet maar. We strompelen 40 meter verder naar het plein, ploffen op een terras. Krijgen onze koude cola’s en staan vooralsnog niet meer op. We blijven hier twee dagen. Dus tijd zat om in te checken. Eerst uitblazen. Bij het inchecken slaan we verbaasd een nieuw hoofdstuk in de coronagekte gade. In de toegangshal bevindt zich zowel de trap naar de kamers als de deur naar de woning van de eigenaresse. We worden verwelkomt door haar oude, heel slecht ter been zijnde moeder. In de deuropening naar de woning staat een groot glazen scherm op wielen. In het midden van het scherm -op buikhoogte- een doorgeefluikje om de paspoorten door te geven. Voor ze die aanneemt worden ze gedesinfecteerd met een doekje. De sleutel wordt ook door het luikje aangegeven. Hygiënisch verpakt in een verzegeld plastic zakje. Op een tafel in de hal staan schoonmaakdoekjes in diverse maten en vormen, gel, mondkapjes, handschoenen, waarschuwings- en voorlichtingsfolders, etc., etc. Het lijkt wel een laboratorium voor virologische oorlogsvoering. Het meest bijzondere is wel dat het meest eenvoudige en effectieve niet kan. Als gasten elkaar op de gang of de trap tegenkomen is afstand houden onmogelijk. Volslagen onbegonnen werk.

Wat tot vermakelijke situaties leidt. Ik moest mijn spaak weer repareren. Ik moest even gereedschappen boven op kamer halen. Als ik de trap op stoffel (Ik doe dat luidruchtig, ik breng liever niemand in verlegenheid) schieten her en der medehostalbewoners (die naar buiten wilden), schielijk terug de trap op en de gang in, retour naar hun kamer. Om daar te wachten tot ik de mijne ben binnen gegaan en de gang weer vrij is. Maar ja, ik kwam alleen iets halen, dus tegen de tijd dat zij een tweede poging wagen, kom ook ik alweer de gang op. Stoffel weer naar buiten en beneden. De buurtjes bedenken zich weer, draaien zich wéér om naar hun kamer. Geen idee of ze het bij die poging hebben gelaten.

Tot slot van deze twee dagen nog een onderwerp waar ik op in wil gaan: de Zwarte Madonna van Guadelupe die hier in dat grote klooster huist. Dat klooster hebben we natuurlijk bezocht. Het is prachtig. Jammer alleen dat de entourage ons slechts toelaat, bij een ‘guided tour’. Dat zijn de enige twee Engelse woorden die men bij de receptie van één van de belangrijkste toeristische attracties van Spanje spreekt. Hoe is dat nou toch mogelijk? Ik hoor Engelse muziek (van Eric Clapton tot Billie Eilish), ik zie Engelse films, programma’s. Maar niemand (ook de jeugd nauwelijks) spreekt een woord Engels. Zelfs in Frankrijk en Duitsland kun je tegenwoordig terecht met Engels. Ik licht alvast een tip van de sluier op, in Portugal spreekt de kelner in de meest eenvoudige bar in het meest afgelopen dorp redelijk Engels. Doet allicht zijn stinkende best. In Guadelupe komt men niet verfervdan ‘guided tour’. Het spreekt voor zich dat de ’guided tour’ uitsluitend in het Spaans is. De helft van het internationale klasje hobbelt onbegrijpend achter de ratelende gids aan door het gebouw en bewondert één en ander. Missalen, de binnentuin, priestergewaden (door de eeuwen heen geborduurd door anonieme nonnenvingers), schilderijen van Titiaan en el Greco, relikwieën in gouden en zilveren relikwieschrijnen,  geborduurde kleertjes voor de  Zwarte Madonna  zelf. De diepere achtergronden blijven voor ons en  de helft van de bezoekers verborgen. Want ook geen bordjes naast een item, of een audiotour. Nada…

Dan even over de madonna zelf. Zeg maar de ster van deze show. Het is, althans vanuit theologisch oogpunt, natuurlijk de zelfde Madonna als die in Zaragoza. Jullie weten wel die op een pilaar stond. Theologisch gesproken is er per slot van rekening maar 1 moeder van God, want ook maar 1 God. Hoewel de gemiddelde Hindoe daar anders over denkt. Maar dat terzijde. De zwarte madonna heeft een hele garderobe andere kleren als die in Zaragoza en….. een zwart gezicht. Dat is niet geheimzinnig of wonderbaarlijk. Dat is gewoon de natuurlijke kleur van het gebruikte hout. Wat wel geheimzinnig is, is dat deze Madonna (die dus dezelfde is als die in Zaragoza, en overigens ook als die van Fatima en Lourdes en ga zo maar door) op heel veel verschillende tijden in de historie is verschenen. Dus naast bilocaal (lees de bijdrage over Zaragoza nog even na) is ze ook nog multitemporaal en bicultureel.

Het verhaal is dat in de 13e eeuw een herder (Gil) een beeld van de maagd terugvind. Dit beeldje (het is echt niet groot) was onder een stapel stenen verstopt door de bewoners van de streek. En wel in de 7e eeuw. Dit om het beeldje veilig te stellen voor de ‘Moren’. Wat op zich al zotheid is (Moriae). Waarom zouden immers die Moren belangstelling hebben voor een beeldje ter grootte van een Babyborn pop. De maagd (niet het beeldje, maar de echte, maar wel 13 eeuwen na haar verscheiden) verschijnt aan Gil en bezweert hem het beeldje naar de bisschop te brengen. Wat Gil braaf doet. De  bisschop schijnt een droom gehad te hebben dat dit ging gebeuren. Hij was zeer onder de indruk en begon een heiligdom. Dit groeide uit tot het monasterio  waar wij dus een Spaanse rondleiding kregen. 

In de late 15e eeuw kwam Columbus hier ter bedevaart toen hij Indië had ontdekt. Ik bedacht dat het voor de maagd een kleine moeite was geweest om hem te vertellen dat hij er naast zat en dat hij Amerika had ontdekt en niet Indië. Wat in dat geval waarschijnlijk anders had geheten. Dat neemt niet weg dat de band van de zwarte Madonna met Amerika en vooral Latijns Amerika (nog meer in het bijzonder Mexico) een heel bijzondere is. Daar is de maagd van Guadelupe zowat heiliger dan haar zoon, Onze Lieve Heer. Zij is patronen van het hele continent. Ook daar verscheen de maagd van Guadelupe (speciaal die en geen andere, want een zwart gezicht) een paar eeuwen later aan een arme Mexicaanse boer en droeg ook hem op om naar de bisschop te gaan en te melden dat die een heiligdom moest bouwen en wel in Mexico stad. En ook dat geschiedde. De geschiedenis herhaalt zich, zoals zo vaak. Eerlijkheidshalve moet erbij vermeld worden dat de doodzieke oom van de landarbeider als tegenprestatie weer beter werd.

Waarom dit verhaal? Geen idee. Ik vind het leuk om te vertellen, jullie misschien om te lezen. Het blijft mij intrigeren hoe verhalen een eigen leven krijgen en gaan lijden. Hoe dezelfde verhalen door de eeuwen heen een nieuw jasje krijgen om uiteindelijk op een andere plek, in een andere tijd andermaal verteld te worden. Net zoals de maagd van Guadelupe en de maagd op de pilaar andere kleertjes en een andere gelaatskleur hebben.

Tot zover de twee typische en vooral ideale fietsdagen die ik jullie niet wilde onthouden. Tegen dat ik dit post zijn we al in Portugal (Evora). Ik ga de komende dagen de hoogtepunten van de afgelopen weken nog beschrijven en online te zetten. En wel zodra we zijn geland aan de Portugese kust of misschien zelfs al in Lissabon.

Foto’s

6 Reacties

  1. Flip:
    12 oktober 2021
    Geweldig ! Wat weer een leuk verhaal, Wil. Benieuwd hoe het met de opdracht afloopt. Gelukt de spaak te vervangen?
    Gauw weer schrijven. Het is zo fijn om te lezen en mee te leven.
  2. Wil Kersemakers:
    12 oktober 2021
    De spaak is vervangen. En ik ga weer snel aan de slag
  3. Anneke Kersten:
    12 oktober 2021
    klinkt als een heerlijke tocht!
  4. Hans Claassen:
    13 oktober 2021
    Blijf het knap vinden Wil dat je dit alles zo beschrijft ! Ik zou er zeker later een boek (reisgids ?) van maken! Erg knap en héél leuk om te lezen.
    Zie wel op de foto’s dat er inmiddels wat kilo’s af zijn. Mooi voordeeltje 😂😂.
    Ik wacht weer enthousiast op je volgende verslag. Blijf beide gezond en geniet van fit geweldige avontuur !
  5. Helen:
    16 oktober 2021
    Heerlijke verhalen weer Wil! Zo fijn dat je de tijd kunt nemen om stil te staan bij mooie dorpjes en prachtige lokale anekdotes. Ik geniet wel mee zo op afstand. Groetjes aan Anneke!
  6. Tarcis:
    24 oktober 2021
    Dag Wil, weer zo'n prachtig reisverslag. Ik lees het met veel plezier. Zijn jullie al in Lissabon?